§1 Ionen §2 Zouten §3 Verhoudingsformule §4 Oplossen van zouten §5 Neerslagreacties
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat we atomen kunnen combineren in metaalroosters en moleculen. Er is nog een derde optie. We kunnen atomen ook combineren tot zouten. Dit gaan we leren in dit hoofdstuk. Om zouten te begrijpen, moeten we eerst begrijpen wat ionen zijn. Dat is het onderwerp van de eerste paragraaf.
In het vorige hoofdstuk hebben we geleerd dat materie is opgebouwd uit atomen. Atomen blijken ook weer opgebouwd uit kleinere deeltjes. Elk atoom heeft in zijn centrum een atoomkern, bestaande uit positief geladen deeltjes die we protonen noemen en neutrale deeltjes die we neutronen noemen. Om de kern heen bevindt zich een wolk van negatieve geladen deeltjes die we elektronen noemen (zie de rechter afbeelding). Elk atoom bevat evenveel protonen als elektronen en als gevolg zijn atomen neutraal.
Tijdens chemische reacties is het mogelijk dat een atoom een elektron opneemt of afstaat. Als dit gebeurt, is het atoom natuurlijk niet neutraal meer. Een geladen atoom noemen we een ion.
Elektronen zijn negatief geladen, dus als een atoom een extra elektron opneemt, dan verandert het neutrale atoom in een negatief geladen ion. Als een atoom een elektron afstaat, dan wordt het aantal positieve protonen groter dan het aantal negatieve elektronen en als gevolg ontstaat er een positief geladen ion.
Het aantal elektronen dat een atoom bij een reactie opneemt of afstaat is niet willekeurig. De atomen in de eerste kolom van het periodiek systeem staan gemakkelijk één elektron af en krijgen daarom een lading van 1+. De atomen in de tweede en derde kolom krijgen als ion een lading van 2+ en 3+ (zie de onderstaande afbeelding). Ook aan de rechterkant is een dergelijk patroon zichtbaar. De niet-metalen in de tweede kolom van rechts krijgen lading 1-, de derde kolom 2- en de vierde kolom 3-. Let er op dat de edelgassen geen ionen vormen. Deze atomen zijn immers niet reactief.
De lading van het ion noteren we rechtsboven het symbool. Een chlooratoom kan bijvoorbeeld één elektron opnemen. Als dit gebeurt, dan noteren we dit als Cl-. We noemen dit een chloride-ion. Een natriumatoom kan één elektron afstaan. We schrijven dan Na+. We noemen dit een natriumion. Merk op dat de naam van negatieve ionen eindigt op "-ide-ion" en voor positieve ionen alleen op "-ion".
Een ion van zuurstof noemen we een oxide-ion, een ion van zwavel noemen we een sulfide-ion en een ion van fosfor noemen we een fosfide-ion.
Voor de vakjes in het periodiek systeem die wit zijn gelaten, is een minder duidelijk patroon te vinden. In deze gevallen vermelden we de lading met behulp van Romeinse cijfers. Er geldt:
Cijfer | Romeins cijfer |
1 | I |
2 | II |
3 | III |
4 | IV |
5 | V |
6 | VI |
7 | VII |
8 | VIII |
Een ijzer(III)ion staat bijvoorbeeld voor Fe3+ en een ijzer(II)ion voor Fe2+. De Romeinse cijfers staan altijd voor het aantal positieve ladingen.
We kunnen de verschillende ionen zoals gebruikelijk herkennen aan hun stofeigenschappen. Soms verklapt de kleur met welke ionen we te maken hebben. Een oplossing met Cu2+, oftewel koper(II)-ionen, heeft bijvoorbeeld een blauwe kleur. Het is belangrijk dat je dit uit je hoofd weet. Metaalionen geven vaak ook specifieke kleuren als je ze in een vlam houdt (zie de onderstaande afbeelding). In BINAS kan je ook voor een aantal metalen de vlamkleuring vinden. We zien hier dat bijvoorbeeld koper zorgt voor groen licht, calcium voor rood licht, natrium voor geel licht en zink voor blauw licht.
(Afbeelding: Hegelrast; CC BY-SA 4.0)
Deze verschillende kleuren zien we ook terug in vuurwerk.
(Afbeelding: Kurume-Shimin (mod); CC BY-SA 4.0)
Een ion dat uit één atoom te maken is noemen we een enkelvoudig ion. Tot nu toe hebben we alleen nog maar deze enkelvoudige ionen besproken. Maar er zijn ook samengestelde ionen. Neem bijvoorbeeld CO32-, het zogenaamde carbonaat-ion, of NO3-, het zogenaamde nitraat-ion. In de onderstaande tabel staan de samengestelde ionen die je uit je hoofd moet kennen:
Triviale naam | Formule |
carbonaat-ion | CO32- |
nitraat-ion | NO3- |
sulfaat-ion | SO42- |
fosfaat-ion | PO43- |
hydroxide-ion | OH- |
Ammonium-ion | NH4+ |
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
Nu we weten wat ionen zijn, zijn we eindelijk in staat te begrijpen wat zouten zijn. Dit gaan we bestuderen in deze paragraaf.
Als een metaalatoom met een niet-metaalatoom reageert, dan ontstaat altijd een zout. Het bekendste voorbeeld van een zout is keukenzout (NaCl). Als we keukenzout smelten en er dan stroom doorheen laten lopen, dan vindt een zogenaamde ontledingsreactie plaats waarbij het keukenzout wordt ontleed in natrium en chloor. Natrium is een metaal dat explosief reageert met water en chloor is een geel en giftig niet-metaal.
Bij de vorming van een zout veranderen atomen in ionen. Als bijvoorbeeld een natriumatoom met een chlooratoom reageert, dan pakt het chlooratoom een elektron af van het natriumatoom. Als gevolg ontstaat een natriumion (Na+) en een chloride-ion (Cl-). Omdat positieve en negatieve ladingen elkaar aantrekken, zal een positief natriumion zich omringen door negatieve chloorionen en andersom. Het resultaat is een hecht rooster waarin de chloorionen en de natriumionen elkaar afwisselen. We noemen dit een ionrooster (zie de onderstaande afbeelding).
(Afbeelding: Benjah-bmm27; PD)
Samen met de kennis uit het vorige hoofdstuk weten we nu dat metalen uit metaalatomen bestaan en zich ordenen in een metaalrooster, dat niet-metalen bestaan uit niet-metaalatomen en zich ordenen als moleculen en dat zouten bestaan uit een combinatie van metaalatomen en niet-metaalionen en zich ordenen in ionroosters. Dit is hieronder samengevat:
Zowel moleculen, metaalroosters als ionroosters vinden we terug bij de ontleding van keukenzout. Keukenzout zelf vormt een ionrooster. Het natrium dat ontstaat vormt een metaalrooster en het chloorgas vormt moleculen (Cl2) (zie de onderstaande afbeelding).
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf gaan we leren de chemische formules uit te schrijven van zouten. We noemen dit ook wel verhoudingsformules.
Omdat zouten geen moleculen vormen, spreken we bij de benaming van zouten ook niet van "molecuulformules". In plaats daarvan gebruiken we zogenaamde verhoudingsformules. Deze formules geven aan in welke verhouding de verschillende ionen aanwezig zijn in het ionrooster. Neem bijvoorbeeld keukenzout. Natriumionen hebben een lading van 1+. Chloride-ionen hebben een lading van 1-. Omdat keukenzout een neutrale stof is, moeten er dus evenveel natriumionen als chloride-ionen in keukenzout zitten. De verhoudingsformule van keukenzout wordt dus simpelweg Na+Cl-. In de praktijk laten we de ladingen in de verhoudingsformule weg en korten we dit af tot NaCl.
Nog een voorbeeld. Natriumoxide bestaat uit natriumionen (Na+) en oxide-ionen (O2-):
$$ \mathrm{Na}^+ \,\,\,\,\, \mathrm{O}^{2-} $$Natriumoxide is een neutrale stof. Als beide ionen evenveel aanwezig zouden zijn, dan zou het resultaat niet neutraal zijn door de dubbele lading van de oxide-ionen. Het totaal is wel neutraal als het zout twee keer zoveel natriumionen zou bevatten:
$$ \mathrm{Na}^+ \,\,\,\,\, \mathrm{Na}^+ \,\,\,\,\, \mathrm{O}^{2-} $$Merk op dat we nu 2 negatieve ladingen en 2 positieve ladingen hebben. Het totaal is dus inderdaad neutraal. De verhoudingsformule van natriumoxide is daarom Na2O.
Laten we nog een laatste voorbeeld bespreken. Wat is de verhoudingsformule van aluminium(III)oxide? Een aluminium(III)-ion heeft een lading van 3+ en een oxide-ion heeft een lading van 2-:
$$ \mathrm{Al}^{3+} \,\,\,\,\, \mathrm{O}^{2-} $$Om een neutraal stuk aluminium(III)oxide over te houden, hebben we twee aluminiumionen nodig en drie oxide-ionen:
$$ \mathrm{Al}^{3+} \,\,\,\,\, \mathrm{Al}^{3+} \,\,\,\,\, \mathrm{O}^{2-} \,\,\,\,\, \mathrm{O}^{2-} \,\,\,\,\, \mathrm{O}^{2-} $$Merk op dat we in dit geval 6 positieve en 6 negatieve ladingen hebben. Het totaal is dus inderdaad neutraal. De verhoudingsformule wordt dus Al2O3.
We kunnen de verhoudingsformules ook in woorden uitdrukken. We gebruiken hier niet de Griekse voorvoegsels. Na2O noemen we gewoon natriumoxide (en niet "natriumdioxide"). We noteren wel de romeinse cijfers als de ionlading niet rechtstreeks uit het periodiek systeem af te lezen is. De naam van Al2O3 is bijvoorbeeld aluminium(III)oxide.
We kunnen ook verhoudingsformules opstellen van samengestelde ionen. Neem bijvoorbeeld natriumcarbonaat, ook wel soda genoemd. Een natrium-ion schrijven we als Na+ en een carbonaat-ion schrijven we als CO32-. Om een neutraal zout te krijgen, hebben we twee keer het natrium-ion nodig en één keer het carbonaat-ion:
$$ \mathrm{Na}^{+} \,\,\,\,\, \mathrm{Na}^+ \,\,\,\,\, \mathrm{CO_3}^{2-}$$De verhoudingsformule wordt dus Na2CO3.
Nog een voorbeeld. Neem calciumnitraat. Dit bestaat uit een calcium-ion (Ca2+) en twee nitraat-ionen (NO3-). Om een neutraal zout te krijgen, hebben we één keer het calciumion nodig en twee keer het nitraat-ion:
$$ \mathrm{Ca}^{2+} \,\,\,\,\, \mathrm{NO}_3^- \,\,\,\,\, \mathrm{NO}_3^- $$De verhoudingsformule wordt dus Ca(NO3)2. We gebruiken hier haakjes om aan te geven dat we twee keer het hele ion NO3- nodig hebben. Met de haakjes voorkom je ook dat er twee indices naast elkaar staan.
Hieronder staan een aantal bekende zouten met samengestelde ionen die je uit je hoofd moet kennen. De toestandsaanduiding "aq" wil zeggen dat de stof is opgelost in water.
Triviale naam | Rationele naam | Verhoudingsformule |
Keukenzout | Natriumchloride | NaCl |
Kalkwater | Calciumhydroxide | Ca(OH)2 (aq) |
Kalksteen | Calciumcarbonaat | CaCO3 |
Soda | Natriumcarbonaat | Na2CO3 |
Natronloog | Natriumhydroxide | NaOH (aq) |
Leerdoelen: |
|
Opdrachten | ||||||||||
|
Als we een zout oplossen in bijvoorbeeld water, dan bewegen de ionen vrij door de vloeistof. In deze paragraaf gaan we zien dat zoutoplossingen stroom geleiden.
Hieronder zien we een watermolecuul. Zoals je kunt zien bevindt zich aan de bovenkant een overschot aan elektronen en aan de onderkant een overschot aan protonen. Dit zorgt ervoor dat de bovenkant van een watermolecuul een kleine negatieve lading heeft en de onderkant een kleine positieve lading.
Als we een zout in water oplossen, dan trekken de watermoleculen met de twee geladen kanten aan de ionen in het zout. Als deze aantrekkingskracht groot genoeg is, dan trekken de watermoleculen de ionen uit het rooster. De ionen bewegen dan vrij rond in het water (zie de onderstaande afbeelding).
Het oplossen van een zout beschrijven we met een oplosvergelijking. Dit ziet er als volgt uit:
$$ \text{NaCl (s) } \;\; \rightarrow \;\; \text{ Na}^+\text{ (aq) } + \text{Cl}^-\text{ (aq)} $$Merk op dat in deze vergelijkingen water niet expliciet genoemd wordt. Met de toestandsaanduiding "aq" geef je aan dat de ionen in water ("aqua") zijn opgelost. Er staat hier dus dat het ionrooster is opgedeeld in individuele ionen, die vrij rondbewegen in water.
Hieronder beschrijven we het oplossen van het zout bariumchloride (BaCl2):
$$ \text{BaCl}_2 \text{(s)} \;\; \rightarrow \;\; \text{ Ba}^+\text{ (aq) } + \text{2 Cl}^-\text{ (aq)} $$Merk op dat de twee chloride-ionen nu ook los van elkaar bewegen in de oplossing (vandaar dat de "2" voor het opgeloste chloride-ion geschreven wordt).
Het oplossen van moleculen werkt heel anders. Neem bijvoorbeeld het oplossen van glucose (C6H12O6):
$$ \text{C}_6\text{H}_{12}\text{O}_6 \text{ (s)} \;\; \rightarrow \;\; \text{C}_6\text{H}_{12}\text{O}_6 \text{ (aq)} $$Zoals je ziet ontstaan er bij het oplossen van moleculen geen ionen. De glucosemoleculen bewegen zich als geheel door het water.
Doordat zowel vloeibare als opgeloste zouten uit geladen ionen bestaan, kunnen ze elektriciteit geleiden. Dit kunnen we aantonen met het onderstaande experiment. Links plaatsen we gedestilleerd water (zuiver water) in serie met een lampje. Omdat gedestilleerd water geen stroom geleid, gaat het lampje niet aan. Als je een zout toevoegt aan het water (zie de rechter opstelling) dan gaat het lampje wel aan. De enige reden dat kraanwater geleid is dus doordat er ionen in zijn opgelost.
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf gaan we onderzoeken wat er gebeurt als we twee zoutoplossingen mengen. Er kunnen dan zogenaamde neerslagreacties ontstaan.
Als we twee zoutoplossingen mengen, dan kan het zijn dat een bepaalde combinatie van de toevoegde ionen een slecht oplosbaar zout vormt. In dat geval vormt deze combinatie van ionen een vast zout dan na verloop van tijd naar de bodem zal zakken. We noemen dit ook wel een neerslagreactie.
Hieronder zien we een voorbeeld. Twee transparante en kleurloze zoutoplossingen worden samengevoegd en vormen een geel slecht oplosbare zout. Deze gele vaste stof zakt daarna naar de bodem.
In dit geval zijn de twee zoutoplossingen kaliumjodide en lood(II)nitraat en het slecht oplosbare zout is loodjodide.
Of een neerslagreactie plaatsvindt na het mengen van twee zoutoplossingen, kunnen we nagaan met behulp van de oplosbaarheidstabel in BINAS. In deze tabel kan je voor verschillende combinaties van ionen aflezen of ze goed oplossen ("g"), matig oplossen ("m") of slecht oplossen ("s"). Op sommige plekken zie je ook een streepje ("-") staan. Dit betekent dat dit zout niet kan vormen.
De oplosbaarheidstabel uit BINAS is ook hier weergegeven:
OH- | O2- | Cl- | Br- | I- | F- | S2- | NO3- | CO32- | SO42- | PO43- | |
Ag+ | - | s | s | s | s | g | s | g | s | m | s |
Al3+ | s | s | g | g | g | g | - | g | - | g | s |
Ba2+ | g | - | g | g | g | m | m | g | s | s | s |
Ca2+ | m | - | g | g | g | s | m | g | s | m | s |
Cu2+ | s | s | g | g | - | g | s | g | s | g | s |
Fe2+ | s | s | g | g | g | m | s | g | s | g | s |
Fe3+ | s | s | g | g | - | m | s | g | - | g | s |
Hg2+ | - | s | g | m | s | - | s | g | s | - | s |
K+ | g | - | g | g | g | g | g | g | g | g | g |
Mg2+ | s | s | g | g | g | s | s | g | s | g | s |
Na+ | g | - | g | g | g | g | g | g | g | g | g |
NH4+ | - | - | g | g | g | g | - | g | - | g | - |
Pb2+ | s | s | m | m | s | m | s | g | s | s | s |
Sn2+ | s | s | g | g | g | g | s | g | s | g | s |
Zn2+ | s | s | g | g | g | g | s | g | s | g | s |
Als je de tabel bestudeert, dan kan je zien dat bijvoorbeeld alle kaliumzouten, natriumzouten en ammoniumzouten goed oplossen. Dit geldt ook voor alle zouten met nitraten.
Laten we als voorbeeld het mengen van een natriumfosfaatoplossing en een koper(II)nitraatoplossing nemen. We hebben in dat geval te maken met de volgende ionen:
$$ \text{Na}^+ \;\;\;\;\; \text{PO}_4^{3-} \;\;\;\;\; \text{Cu}^{2+} \;\;\;\;\; \text{NO}_3^- $$Een handige manier om de combinaties tussen deze ionen te analyseren is door de onderstaande tabel te maken. De positieve ionen noteren we bijvoorbeeld horizontaal en de negatieve ionen verticaal. Met de oplosbaarheidstabel in BINAS kunnen we dan invullen welke combinaties goed, slecht of matig oplossen:
Na+ | Cu2+ | |
PO43- | g | s |
NO3- | g | g |
Zoals je ziet lossen alle combinaties goed op behalve de combinatie PO43- en Cu2+. Deze ionen vormen samen dus een vast zout. Om het zout neutraal te krijgen, moet de verhoudingsformule van dit zout Cu3(PO4)2 zijn (ga dit zelf na!).
Met deze methode kan je ook een zout naar keus maken. Stel we willen bariumsulfaat maken. Dit bestaat uit de ionen Ba2+ en SO42-. Volgens de oplosbaarheidstabel lossen deze ionen slecht op en als gevolg zullen ze dus neerslaan. Om ervoor te zorgen dat andere combinaties niet neerslaan, kiezen we andere ionen die samen goed oplossen. Nitraat-ionen en natrium-ionen zijn bijvoorbeeld goed oplosbaar. Om bariumsulfaat te maken, kunnen we dus een bariumnitraatoplossing en een natriumsulfaatoplossing gebruiken. In een tabel kunnen we checken of we dit goed gedaan hebben:
Ba2+ | Na+ | |
SO42- | s | g |
NO3- | g | g |
Zoals je ziet lossen alle ionen goed op behalve de combinatie bariumsulfaat. Deze stof zal dus neerslaan.
Deze truck kan je ook gebruiken als je juist ionen uit een oplossing wilt verwijderen. In het bovenstaande voorbeeld slaat bariumsulfaat neer. Dit verdwijnt dus uit de oplossing. Door het zout te laten bezinken en de oplossing daarna voorzichtig af te gieten, kan je de barium- en sulfaationen verwijderen. Deze techniek wordt bijvoorbeeld gebruikt als we bijvoorbeeld ijzerionen uit water halen bij het zuiveren van drinkwater.
Leerdoelen: |
|
Opdrachten | |||||||||
|
Stoffen die je uit je hoofd moet kennen:
Atomen |
|||
Metalen |
Niet-metalen |
||
Natrium |
Na |
Waterstof |
H |
Kalium |
K |
Koolstof |
C |
Magnesium |
Mg |
Stikstof |
N |
Calcium |
Ca |
Fosfor |
P |
Barium |
Ba |
Zuurstof |
O |
Chroom |
Cr |
Zwavel |
S |
IJzer |
Fe |
Fluor |
F |
Nikkel |
Ni |
Chloor |
Cl |
Platinum |
Pt |
Broom |
Br |
Koper |
Cu |
Jood |
I |
Zilver |
Ag |
Helium |
He |
Goud |
Au |
Neon |
Ne |
Zink |
Zn |
Argon |
Ar |
Cadmium |
Cd |
|
|
Kwik |
Hg |
||
Aluminium |
Al |
||
Tin |
Sn |
Metalloïde |
|
Lood |
Pb |
Silicium |
Si |
Moleculen |
|
Water |
H2O |
Waterstofperoxide |
H2O2 |
Koolstofdioxide |
CO2 |
Koolstofmonoxide |
CO |
Methaan |
CH4 |
Ammoniak |
NH3 |
Ethanol (alcohol) |
C6H12O |
Glucose |
C6H12O6 |
Edelgassen |
X |
Halogenen |
X2 |
Stikstof |
N2 |
Waterstof |
H2 |
Zuurstof |
O2 |
Ozon |
O3 |
Samengestelde ionen |
|
carbonaat-ion |
CO32- |
nitraat-ion |
NO3- |
sulfaat-ion |
SO42- |
fosfaat-ion |
PO43- |
hydroxide-ion |
OH- |
Ammonium-ion |
NH4+ |
Zouten |
||
Keukenzout |
Natriumchloride |
NaCl |
Kalkwater |
Calciumhydroxide |
Ca(OH)2 (aq) |
Kalksteen |
Calciumcarbonaat |
CaCO3 |
Soda |
Natriumcarbonaat |
Na2CO3 |
Natronloog |
Natriumhydroxide |
NaOH (aq) |
BINAS: | |
33 | Elementen, symbolen en atoomnummers |
34 | Periodiek systeem |
35 | Oplosbaarheid zouten |
38 | Vlamkleuring |
42 | Triviale en rationele namen stoffen |