§1 Grootheden en eenheden §2 Formules omschrijven §3 Dichtheid §4 Drijven of zinken
In dit hoofdstuk ga je de basisvaardigheden leren waarmee je de natuurkunde de rest van het jaar goed kan begrijpen. In deze eerste paragraaf bespreken we het verschil tussen de eigenschappen die we kunnen meten (grootheden) en de maten waarin we deze eigenschappen meten (eenheden). Ook bespreken we een aantal standaardeenheden die we SI-eenheden noemen en introduceren we een aantal formules om het volume van verschillende voorwerpen uit te rekenen.
In de wetenschap beschrijven we de wereld door metingen te verrichten. Alle eigenschappen die we kunnen meten noemen we grootheden. Voorbeelden van grootheden zijn lengte, oppervlakte, volume, tijd, temperatuur en snelheid. De maten waarin we deze eigenschappen meten worden eenheden genoemd. Voorbeelden van eenheden zijn meter, vierkante meter, kubieke meter, seconde, minuut, graden Celsius en meter per seconde.
Een eenheid is gemakkelijk te herkennen doordat we het achter een getal kunnen plaatsen. We zeggen bijvoorbeeld 25 meter, maar niet 25 lengte. Meter is dus een eenheid, maar lengte niet. In het vak natuurkunde is het verplicht om bij het eindantwoord van een berekening altijd de eenheid te noteren.
De belangrijkste eenheden voor de lengte zijn:
Voorbeelden |
Vraag: Reken 15 hectometer om naar meter. Antwoord: Van hectometer (hm) naar meter (m) moeten we in de onderstaande afbeelding twee stappen naar rechts doen. We doen dus twee maal keer 10: $$ 15 \times 10 \times 10 = 1500 \text{ m} $$
|
De belangrijkste eenheden voor de oppervlakte zijn:
De belangrijkste eenheden voor het volume zijn:
In de bovenstaande afbeelding zien we dat het volume zowel in kubieke meter als in liter kunnen weergeven. 1 L is bijvoorbeeld exact hetzelfde als 1 dm3. Er geldt dus:
$$ 1 \text{ L} = 1 \text{ dm}^3$$ |
$$ 1 \text{ mL} = 1 \text{ cm}^3$$ |
Voorbeelden |
Vraag: Een voorwerp heeft een volume van 0,035 centiliter. Geef het volume in kubieke millimeter. Antwoord: Milliliter (mL) is gelijk aan kubieke centimeter (cm3). Er geldt dus: $$ 0,035 \text{ mL} = 0,035 \text{ cm}^3 $$ Dan gaan we van kubieke centimeter (cm3) naar kubieke millimeter (mm3). In dat geval moeten we in de onderstaande afbeelding één stap naar rechts doen. We doen dus één maal keer 1000: $$ 0,035 \times 1000 = 35 \text{ mm}^3 $$
|
In BINAS kan je formules vinden voor het volume (V) en de oppervlakte (A) van een aantal veelvoorkomende figuren. Hieronder zien we een aantal voorbeelden hiervan.
De massa geeft aan hoe zwaar een voorwerp is. Voor de massa gebruiken we dezelfde voorvoegsels als bij de lengte:
Normaal gesproken gebruiken we echter alleen de milligram, de gram en de kilogram:
In het dagelijks leven wordt voor de massa ook wel het woord "gewicht" gebruikt. Dit is echter onjuist. In klas 4 zullen we het verschil tussen massa en gewicht toelichten.
Het is belangrijk om het begrip volume en het begrip massa goed uit elkaar te houden. Het volume beschrijft hoeveel ruimte een voorwerp inneemt. De massa beschrijft hoe zwaar een voorwerp is. In het onderstaande afbeelding wordt het verschil duidelijk. Het stuk piepschuim heeft het grootste volume, omdat het meer ruimte inneemt. De kogel heeft de grootste massa, omdat die zwaarder is.
Een aantal eenheden zijn in het verleden uitgeroepen tot standaardeenheden. We noemen dit ook wel de SI-eenheden (SI is een afkorting van "Système international d'unités", oftewel "standaard internationale eenheden"). De meest fundamentele SI-eenheden worden de SI-grondeenheden genoemd. Een aantal hiervan staan hieronder in de tabel:
Grootheid | SI-grondeenheid |
Afstand | meter (m) |
Tijd | seconde (s) |
Massa | kilogram (kg) |
Temperatuur | kelvin (K) |
Door de SI-grondeenheden te combineren kunnen we andere SI-eenheden afleiden. Van de SI-grondeenheid meter (m) kunnen we bijvoorbeeld de SI-eenheid vierkante meter (m2) en kubieke meter (m3) maken. Met meter (m) en seconde (s) kunnen we bijvoorbeeld de SI-eenheid meter per seconde (m/s) maken. We noemen dit afgeleide SI-eenheden.
In de natuurkunde zal je regelmatig worden gevraagd om een bepaalde meetwaarde om te rekenen naar SI-eenheden. Hieronder zien we hiervan twee voorbeelden:
Voorbeeld |
Vraag: Reken 500 g om in SI-eenheden. Antwoord: De SI-eenheid van de massa is kilogram. Omgerekend wordt dit 0,500 kg. Vraag: Reken 20 L om in SI-eenheden. Antwoord: De SI-eenheid van het volume is de kubieke meter. We gaan liter dus omschrijven naar kubieke meter. Omgerekend wordt dit 20 L = 20 dm3 = 0,020 m3.
|
Voorbeeld |
Vraag: In de onderstaande afbeelding zien we de koepel van het planetarium in Artis. De koepel heeft een diameter van 18,00 meter. Bereken het volume van de koepel.
Antwoord: Het dak heeft de vorm van een halve bol. Volgens BINAS is het volume van een bol gegeven door: $$ V_{bol} = \frac{4}{3}\pi r^3 $$De straal (r) is gelijk aan 18 / 2 = 9 m. Als we de formule invullen, dan vinden we: $$ V_{bol} = \frac{4}{3}\pi \times 9^3 = 3053,628 \text{ m}^3 $$Voor een halve bol vinden we 3053,628 / 2 = 1527 m3.
|
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
Processen in de natuurkunde worden vaak beschreven met formules. In deze paragraaf gaan we leren hoe we deze formules kunnen omschrijven in verschillende vormen. In de volgende paragraaf gaan we deze techniek meteen toepassen.
Stel een auto legt een bepaalde afstand af in een bepaalde tijd. De snelheid van de auto kan dan worden berekend met:
$$ v = \frac{\Delta x}{\Delta t} $$
|
Als we de formule willen gebruiken om niet de snelheid, maar juist de verplaatsing of de tijdsduur uit te rekenen, dan moeten we deze formule leren omschrijven. Om dit te doen hebben we een wiskundig trucje nodig. Als in een vergelijking aan de ene kant van de "=" wordt gedeeld door een bepaald getal, dan kan je in plaats daarvan ook de andere kant van de "=" vermenigvuldigen met ditzelfde getal. Hieronder zien we een getallenvoorbeeld waar dit wordt uitgevoerd:
$$ \frac{6}{3} = 2 $$ $$ \downarrow $$ $$ 6 = 2 \times 3 $$De omgekeerde regel geldt ook. Als we aan de ene kant van de "=" met een waarde vermenigvuldigen, dan kunnen we ook aan de andere kant door deze waarde delen. Dit zien we hieronder:
$$ 6 = 2 \times 3 $$ $$ \downarrow $$ $$ \frac{6}{3} = 2 $$We kunnen dit trucje gebruiken om formules om te schrijven in elke gewenste vorm. Dit doen we in twee stappen. Eerst zorg je dat je een eventuele breuk in de formule wegwerkt. Daarna schrijf je de formule om met het wiskundige trucje dat hierboven beschreven is. Laten we dit toepassen op de formule voor de snelheid. Stel we willen de formule omschrijven in een formule om de tijd uit te rekenen. We voeren dan de volgende stappen uit:
$$ v = \frac{\Delta x}{\Delta t} $$ $$ \downarrow $$ $$ v \times \Delta t = \Delta x $$ $$ \downarrow $$ $$ \Delta t = \frac{\Delta x}{v} $$In de eerste stap hebben we "gedeeld door Δt" aan de rechterkant weggehaald en "keer Δt" aan de linkerzijde erbij geschreven. In de tweede stap hebben we "keer v" aan de linkerzijde weggehaald en "gedeeld door v" aan de rechterzijde toegevoegd. We hebben nu de formule voor Δt gevonden. Mocht je deze uitleg wat lastig kunnen volgen, dan raad ik het onderstaande filmpje aan. Deze techniek is namelijk gemakkelijker met in een filmpje uit te leggen.
Met het onderstaande programma kan je oefenen met omschrijven. Merk ook op in welke problemen je komt als je niet eerst de breuk wegwerkt.
Hieronder zien we een iets complexer voorbeeld. We herschrijven de formule, zodat we de massa (m) uit kunnen rekenen:
$$ F = \frac{mv^2}{r} \;\;\;\; \rightarrow \;\;\;\;F \times r = mv^2 \;\;\;\; \rightarrow \;\;\;\; \frac{F \times r}{v^2} = m $$Nu doen we hetzelfde voor de snelheid (v):
$$ F = \frac{mv^2}{r} \;\;\;\; \rightarrow \;\;\;\; F \times r = mv^2 \;\;\;\; \rightarrow \;\;\;\;\frac{F \times r}{m} = v^2 \;\;\;\; \rightarrow \;\;\;\; \sqrt{\frac{F \times r}{m}} = v $$
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf introduceren we het belangrijke begrip dichtheid. Met deze grootheid kunnen we de massa van verschillende stoffen eerlijk met elkaar vergelijken. We maken hierbij gebruik van het omschrijven van formules zoals in de vorige paragraaf besproken is.
Niet alle stoffen zijn even zwaar. Een kubieke centimeter ijzer is bijvoorbeeld zwaarder dan een kubieke centimeter piepschuim en een kubieke centimeter goud is zwaarder dan een kubieke centimeter hout. We beschrijven deze verschillen met het begrip dichtheid.
Een kubieke centimeter goud heeft bijvoorbeeld altijd een massa van 19,3 gram. We zeggen daarom dat de dichtheid van goud gelijk is aan 19,3 gram per kubieke centimeter, afgekort als 19,3 g/cm3. Aluminium heeft altijd een dichtheid van 2,7 g/cm3. Aluminium heeft dus een kleinere dichtheid dan goud. Als we in het dagelijks leven zeggen dat goud "zwaarder" is dan aluminium, dan bedoelen we eigenlijk dat de dichtheid van goud groter is dan van aluminium.
We kunnen de dichtheid van een stof als volgt berekenen:
$$\rho = \frac{m}{V}$$
|
In SI-eenheden wordt de dichtheid gegeven in kg/m3, maar er wordt ook regelmatig gebruik gemaakt van g/cm3. In dat geval wordt de massa gegeven in gram en het volume in kubieke centimeter.
De dichtheden van een heel aantal stoffen kan je opzoeken in BINAS. De eenheid boven de tabel is hier 103 kgm-3. De tienmacht vertelt ons dat we de waarde uit de tabel nog met 103 moeten vermenigvuldigen. kgm-3 is een andere schrijfwijze van kg/m3.
Stappenplan dichtheid |
Vraag: Een leerling vindt een muntstuk met een volume van 1,554 cm3 en een massa van 30 gram. Laat met een berekening zien waar het muntstuk van gemaakt is. Antwoord: Stap 1: Gegevens (G) Schrijf de gegevens uit de vraag op: m = 30 g V = 1,554 cm3 ρ = ... kg/m3 Stap 2: Omschrijven (O) Schrijf de gegevens zo nodig om naar kilogram en kubieke meter: m = 30 / 1000 = 0,030 kg V = 1,554 / 1000 / 1000 = 0,000001554 m3 Stap 3: Formule (F) Noteer de formule in de juiste vorm. In dit geval willen we de dichtheid (ρ) weten: $$ \rho = \frac{m}{V}$$Stap 4: Invullen en Rekenen (IR) Vul de formule in: $$ \rho = \frac{0,030}{0,000001554} = 19300 \text{ kg/m}^3 $$ Stap 5: Eenheid (E) Check of de eenheid achter het antwoord staat. In dit geval kg/m3 Stap 6: Conclusie (C) Zoek met de tabel op welke stof bij deze dichtheid hoort. Bij 19300 kg/m3 hoort de stof goud (ga dit zelf na!).
|
Stappenplan dichtheid |
Vraag: Bereken de massa van 1,2 dm3 ijzer. Stap 1: Gegevens (G) Schrijf de gegevens uit de vraag op en zoek de dichtheid op: V = 1,2 dm3 ρ = 7870 kg/m3 m = ... kg Stap 2: Omschrijven (O) Schrijf de gegevens om in SI-eenheden: V = 0,0012 m3 Stap 3: Formule (F) Schrijf de formule ρ = m/V om in de juiste vorm. Doe dit met de techniek uit de vorige paragraaf (er zijn elk jaar leerlingen die de formule omschrijven door te "gokken". Doe dit niet! Leer in plaats daarvan de techniek uit de vorige paragraaf aan. Hier heb je de rest van het jaar profijt van). In dit geval willen we de massa berekenen. De formule wordt in dat geval: $$ \rho = \frac{m}{V} \;\;\; \rightarrow \;\;\; m = \rho \times V $$Stap 4: Invullen en Rekenen (IR) Vul de formule in: $$ m = 0,0012 \times 7870 = 9,4 \text{ kg} $$Stap 5: Eenheid (E) Check of de eenheid achter het antwoord staat. In dit geval kg.
|
EXPERIMENT | ||
|
Voorbeeld |
Vraag: In BINAS kan je de dichtheid van Jupiter vinden. Deze dichtheid is uitgerekend met behulp van de straal en de massa van Jupiter. Voer deze berekening uit en laat zien dat je (ongeveer) dezelfde waarde vindt als in BINAS vermeld staat. (Afbeelding: Hubble; PD) Antwoord: De planeet Jupiter heeft de vorm van een bol. Volgens BINAS is het volume van een bol gegeven door: $$ V_{bol} = \frac{4}{3}\pi r^3 $$In BINAS vinden we dat de straal van Jupiter gelijk is aan 69,91 × 106 m. Het volume wordt hiermee: $$ V_{bol} = \frac{4}{3}\pi \times (69,91 \times 10^6)^3 = 1,431 \times 10^{24} \text{ m}^3 $$Let bij deze berekening op de haakjes. De massa van Jupiter is volgens BINAS gelijk aan 1900 × 1024 kg. Hiermee kunnen we de dichtheid uitrekenen: $$ \rho = \frac{m}{V} = \frac{1900 \times 10^{24}}{1,431 \times 10^{24}} = 1328 \text{ kg/m}^3 $$In BINAS zien we 1330 kg/m3 staan voor de dichtheid. Dit ligt erg dicht bij de waarde die wij gevonden hebben.
|
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf gaan we met de dichtheid uitrekenen of voorwerpen drijven of zinken.
Met de dichtheid kunnen we o.a. voorspellen of een voorwerp zal drijven of zinken. Als een voorwerp een grotere dichtheid heeft dan de omringende vloeistof, dan zal het voorwerp zinken. Als het een lagere dichtheid heeft, dan blijft het drijven.
Piepschuim heeft bijvoorbeeld een lagere dichtheid dan water en blijft dus drijven. Dit geldt zelfs als je een gigantisch stuk piepschuim van duizenden kilogram in het water zou leggen. Het omgekeerde is waar voor een stukje metaal. Metaal heeft een grotere dichtheid en als gevolg daarvan zal zelfs het lichtste stukje metaal zinken.
Voorbeeld |
Vraag: Een blikje cola heeft een massa van 384 gram en een volume van 380 cm3. Een blikje cola light heeft een massa van 370 gram en hetzelfde volume. Ga met een berekening na of de blikjes drijven of zinken. Antwoord: Voor het blikje cola geldt: m = 384 / 1000 = 0,384 kg V = 380 / 1000 / 1000 = 0,000380 m3 De dichtheid berekenen we als volgt: $$ \rho = \frac{m}{V}$$ $$ \rho = \frac{0,384}{0,000380} = 1011 \text{ kg/m}^3 $$Voor het blikje cola-light geldt: m = 370 g = 0,370 kg V = 380 / 1000 / 1000 = 0,000380 m3 De dichtheid berekenen we als volgt: $$ \rho = \frac{m}{V}$$ $$ \rho = \frac{0,370}{0,000380} = 974 \text{ kg/m}^3 $$In de dichtheidstabel zien we dat de dichtheid van water gelijk is aan 998 kg/m3. Het blikje cola heeft een grotere dichtheid en zal dus zinken. Het blikje cola-light heeft een lagere dichtheid en zal dus drijven.
|
Voorbeeld |
Vraag: Straalvinnige vissen hebben in hun lichaam een zogenaamde zwemblaas zitten die gevuld kan worden met gas. De blaas stelt de vis in staat om op te stijgen en te zinken in het water zonder zijn vinnen te bewegen. Leg met behulp van het begrip dichtheid uit hoe dit werkt. Antwoord: Als de vis zijn blaas groter maakt, dan neemt het volume van de vis toe. De massa blijft echter hetzelfde. Volgens de formule ρ = m/V zorgt dit voor een afname van de dichtheid. Als de dichtheid van de vis onder de dichtheid van water komt, dan zal de vis opstijgen. Als de vis zijn blaas kleiner maakt, dan neemt het volume van de vis af. De massa blijft echter hetzelfde. Volgens de formule ρ = m/V zorgt dit voor een toename van de dichtheid. Als de dichtheid van de vis hoger wordt dan de dichtheid van water, dan zal de vis zinken.
|
EXPERIMENT | ||
|
Hieronder zien we een gigantisch containerschip met een grote massa. Hoe kan het dat dit schip blijft drijven?
(Afbeelding: Robert Schwemmer; CC BY-SA 2.0)
We gaan dit begrijpen met behulp van een simpel voorbeeld. Stel we hebben een stalen plaat van 7800 kg met een lengte van 10,0 meter, een breedte van 5,0 meter en een dikte van 2,0 centimeter. Het volume van de plaat is in dat geval 10,0 × 5,0 × 0,020 = 1,0 m3. De dichtheid wordt dan:
$$ \rho = \frac{m}{V} $$ $$ \rho = \frac{7800}{1,0} = 7800 \text{ kg/m}^3 $$Deze dichtheid is veel groter dan de dichtheid van water (998 kg/m3) en als gevolg daarvan zal de plaat dus zinken.
Nu bouwen we een dun muurtje aan de randen van de stalen plaat. We maken het muurtje 16,0 cm hoog en zorgen dat het muurtje zo dun is dat het zo goed als niets weegt (zie de onderstaande afbeelding).
Het totale volume van onze boot is nu 5,0 × 10,0 × 0,160 = 8,0 m3. De dichtheid wordt in dit geval:
$$ \rho = \frac{m}{V} $$ $$ \rho = \frac{7800}{8,0} = 975 \text{ kg/m}^3 $$Dit is kleiner dan de dichtheid van water (998 kg/m3) en als gevolg daarvan zal de boot dus drijven! Een klein muurtje van 16 cm is dus al genoeg om een stalen plaat van 7800 kg te laten drijven! Met behulp van dit principe worden ook containerschepen ontworpen.
Demonstratievideo | ||
|
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
BINAS: | |
2 | Voorvoegsels |
3-5 | Grootheden en eenheden |
8-12 | Dichtheid |
31 | Eigenschappen planeten |
36 | Volumes en oppervlaktes |
35 | Formules |