Basis
Beweging
Geluid
Licht
antwoorden
antwoorden
antwoorden
antwoorden
videolessen
videolessen
videolessen
videolessen
oefentoets
oefentoets
oefentoets
oefentoets
Elektriciteit
Kracht
Warmte
Atomen
antwoorden
antwoorden
antwoorden
antwoorden
videolessen
videolessen
videolessen
videolessen
oefentoets
oefentoets
oefentoets
oefentoets

Hoofdstuk 3
Geluid

§1 Geluid
§2 Trillingstijd en frequentie
§3 Golven



§1     Geluid

In dit hoofdstuk gaan we trillingen en golven bestuderen. Hiermee kunnen we o.a. geluid begrijpen. In deze paragraaf bestuderen we het verschil tussen trillingen en golven.

Een trilling is het simpel heen en weer bewegen van een voorwerp. Hieronder zien we twee voorbeelden. Links zien we een slinger (een balletje aan een touwtje) dat heen en weer beweegt. Rechts zien we een blokje dat op en neer beweegt aan een veer (zie ook de onderstaande animatie).

Een ander voorbeeld is het zogenaamde massa-veersysteem. Dit systeem bestaat uit een blokje dat met behulp van een veer heen en weer beweegt over een wrijvingsloos horizontaal oppervlak (zie de onderstaande afbeelding)(zie de onderstaande animatie).

AFBEELDING!!!

Zoals je kunt zien, beweegt het blokje heen en weer om het punt u = 0 m. We noemen deze positie de evenwichtsstand. Als het blokje hier bevindt, dan bevindt de veer zich in zijn neutrale positie. Rechts van dit punt is de veer uitgerekt. Links van dit punt is de veer ingedrukt. De afstand van het midden van het blokje tot deze evenwichtstand noemen we de uitwijking (u). De maximale uitwijking van het blokje tijdens de trilling noemen we de amplitude (A).

Hieronder is een animatie van een golf te zien. Hieronder zien we een afbeelding van een golf. Op de website, kan je een animatie zien van het ontstaan van deze golf. Door het touw aan de linkerkant op en neer te bewegen, komt het hele touw in beweging. Elk stukje van het touw brengt het volgende stukje in beweging. We noemen de resulterende beweging een golf. Omdat de golf zich naar rechts verplaatst door het touw spreken we van een lopende golf.

AFBEELDING!!!

Hoewel de golf zelf naar rechts beweegt, doen de deeltjes waaruit het touw bestaat dit niet. In de animatie kan je goed zien dat de deeltjes alleen op en neer bewegen. Elk deeltje voert dus een trilling uit die loodrecht staat op de beweging van de golf. Dit type golf wordt een transversale golf genoemd.

Net als in een touw, kunnen ook in de lucht golven ontstaan. Dit worden geluidsgolven genoemd. Deze golven ontstaan als we een voorwerp in de lucht in trilling brengen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het trillen van de conus van een speaker, het trillen van een gitaarsnaar of het trillen van stembanden.

In de onderstaande animatie zien we hoe geluidsgolven ontstaan. Op de website kan je ook een animatie van geluidsgolven zien. Het trillende voorwerp (links) botst tegen de omliggende luchtdeeltjes en deze luchtdeeltjes botsen weer tegen de volgende deeltjes etc. De beweging van de luchtdeeltjes zorgt ervoor dat er gebieden ontstaan met een hoge dichtheid (veel deeltjes) en met een lage dichtheid (weinig deeltjes). Deze gebieden van hoge en lage dichtheid vormen een golf die naar rechts beweegt. Het trommelvlies in ons oor kan in trilling worden gebracht door deze golf en zo nemen we geluid waar.

AFBEELDING

Als je de deeltjes in de animatie volgt, dan zie je dat alle deeltjes naar links en naar rechts bewegen om een evenwichtsstand. Elk deeltje voert dus een trilling uit. De beweging van al deze deeltjes samen zorgt voor een lopende golf die naar rechts beweegt. De deeltjes bewegen in dit geval evenwijdig aan de richting van de golf. We noemen dit longitudinale golven.

Geluidsgolven komen niet alleen in lucht voor. In elk materiaal kunnen geluidsgolven ontstaan. In metalen, bijvoorbeeld, kunnen geluidsgolven zelfs nog sneller voortplanten dan in de lucht. De stof waarin de geluidsgolven zich verplaatsen noemen we het medium. Als een ruimte geen medium bevat, dan spreken we van een vacuüm. In een vacuümruimte kan geluid niet voortplanten. Dit wordt in het volgende filmpje gedemonsteerd.

         EXPERIMENT
In dit experiment wordt een ruimte met daarin een bel vacuümgezogen. Als de lucht uit de ruimte is, dan heeft het geluid geen medium meer om door voort te planten en als gevolg is de bel (zo goed als) niet meer hoorbaar.
DEMO-VIDEO:
Geluid in vacuüm

         Leerdoelen:
  • Zorg dat je een trilling kan beschrijven met behulp van de uitwijking, de amplitude en de trillingstijd.
  • Zorg dat je het verschil tussen een trilling en een golf kan beschrijven.
  • Zorg dat je weet dat bij een transversale golf de golfrichting loodrecht op de trillingsrichting staat en dat bij een longitudinale golf de golfrichting evenwijdig aan de trillingsrichting staat.
  • Zorg dat je weet dat geluid een tussenstof of medium nodig heeft om voort te planten en dat in een vacuüm dus geen geluid mogelijk is.

         Opdrachten
  1. (1p) Noem minstens drie geluidsbronnen.
  2. (2p) Waarom heeft geluid een medium nodig?
  3. (2p) Leg uit wat het verschil is tussen een trilling en een golf.
  4. (2p) Geluid wordt veroorzaakt door trillende voorwerpen. Wat trilt er als we spreken? En wat trilt er als we een mug horen zoemen?
  5. (1p) Een bel wordt aangezet in een ruimte die langzaam vacuüm wordt gepompt. Leg uit wat er met het geluid gebeurt?
  6. (1p) Is een wave in een voetbalstadium een longitudinale of een transversale golf.
  7. Hieronder zie je een foto van een stuk speelgoed genaamd een Slinky. Twee leerlingen pakken de Slinky aan de uiteinden vast en beginnen golven te maken.

    1. (1p) Teken de Slinky als er transversale golven worden gemaakt.
    2. (1p) Teken de Slinky als er longitudinale golven worden gemaakt.

 

§2     Trillingstijd en frequentie

In deze paragraaf gaan we een aantal eigenschappen van trillingen bestuderen, waaronder de trillingstijd en de frequentie.

In de vorige paragraaf hebben we gelezen dat geluid wordt veroorzaakt door het trillen van luchtdeeltjes. We kunnen deze trillingen zichtbaar maken met een oscilloscoop. In de onderstaande afbeelding zien we rechts een oscilloscoop. Hierop is een microfoon aangesloten. De microfoon zet geluid om in elektrische stroompjes. Deze stroompjes worden zichtbaar gemaakt op het scherm van de oscilloscoop. Links zien we een zogenaamde stemvork. Dit is een simpel metalen instrument dat met een hamertje aangeslagen kan worden. De stemvork produceert dan de "nette" toon die op het scherm zichtbaar is.

Laten we eens het oscilloscoopbeeld van een aantal tonen vergelijken. Hieronder zien we aan de linkerzijde een oscilloscoopbeeld van een zachte en een harde toon. Zoals je kunt zien heeft een zachte toon een kleine amplitude en heeft de harde toon een grote amplitude. Hoe "hard" het geluid is, noemen we in de natuurkunde de geluidsterkte. We meten de geluidsterkte in decibel (dB). Aan de rechterkant zien we een oscilloscoopbeeld van een lage en een hoge toon. Zoals je kunt zien heeft een lage toon een lage frequentie (en een grote trillingstijd) en heeft een hoge toon een hoge frequentie (en een lage trillingstijd). De frequentie van een toon bepaald dus de toonhoogte van het geluid.

Als we kort een geluid maken, bijvoorbeeld door te drukken op een pianotoets of door het aanslaan van een snaar van een gitaar, dan zal de geluidsterkte naar verloop van tijd steeds kleiner worden. We zien dit effect in het onderstaande oscilloscoopbeeld. Zoals je kan zien wordt hier de amplitude steeds kleiner. De trillingstijd en de frequentie, en dus ook de toonhoogte, blijven gelijk.

Het oscilloscoopbeeld kan worden opgevat als een diagram met op de horizontale as de tijd (t) en op de verticale as de uitwijking (u). We spreken hier daarom ook wel van een (u,t)-diagram. De onderstaande trilling herhaalt zich in de tijd. We noemen een dergelijke beweging een periodieke beweging. De trillingstijd (T) geeft aan hoe lang het duurt voordat de beweging zich herhaalt. We noemen de trillingstijd ook wel de periode. In de bovenstaande afbeelding zien we twee manieren om de trillingstijd te meten.

De grootte van elk hokje op de horizontale as van het oscilloscoopbeeld wordt gemeten in ms/div. "div" staat hier voor "division", hetgeen we in het Nederlands "hokje" zouden noemen. Een waarde van 10 ms/div betekent bijvoorbeeld dat elk hokje op de horizontale as overeenkomt met 10 milliseconden.

Met de trillingstijd kunnen we o.a. de frequentie (f) bepalen. We meten de frequentie in hertz (Hz) en dit komt overeen met het aantal trillingen per seconde. Hier geldt:

$$ f = \frac{1}{T} \,\,\,\,\,\text{(SI-eenheden)} $$
Trillingstijd (T) seconde (s)
Frequentie (f) hertz (Hz)

 

Let erop dat je de trillingstijd in deze formule altijd in seconden invult. De trillingstijd wordt ook vaak gegeven in milliseconden (ms). Er geldt:

Aan de formule kan je zien dat een grotere frequentie altijd zorgt voor een kleinere trillingstijd en andersom.

         Voorbeeld

 

Vraag:

Vraag:

Bepaal de frequentie van het onderstaande oscilloscoopbeeld van een saxofoon. De oscilloscoop is ingesteld op 5 ms/div.

Antwoord:

De tijdsduur behorende bij één trilling is in dit geval lastig nauwkeurig af te lezen. Het is hier daarom noodzakelijk om de trillingstijd van zoveel mogelijk trillingen tezamen te meten.

Als we netjes meten, dan vinden we bijvoorbeeld dat 10 trillingen overeenkomen met 4,75 hokjes (ga dit zelf na). Eén trilling komt dan overeen met:

$$ \frac{4,75}{10} = 0,475 \text{ hokjes} $$

Omdat de oscilloscoop is ingesteld op 5 milliseconde per hokje, vinden we:

$$ 0,475 \times 5 = 2,375 \text{ ms} $$

In seconden wordt dit:

$$ T = \frac{2,375}{1000} = 0,002375 \text{ s} $$

Met de formule voor de frequentie vinden we dan:

$$ f = \frac{1}{T} \;\;\;\;\;\;\;\; f = \frac{1}{0,002375} = 421 \text{ Hz} $$

 

INSTRUCTIE:
Trillingen

         Leerdoelen:
  • Zorg dat je de trillingstijd kan bepalen met het (u,t)-diagram op een oscilloscoopbeeld en de bijbehorende stapgrootte in ms/div.
  • Zorg dat je kan rekenen met "f = 1/T" en zorg dat je weet dat een grotere trillingstijd overeenkomt met een kleinere frequentie en andersom.
  • Zorg dat je weet dat een hardere toon (een grotere geluidsterkte) op een oscilloscoop een grotere amplitude heeft en dat een hogere toon een grotere frequentie (en dus een kleinere trillingstijd) heeft.
  • Zorg dat je weet dat als je kortstondig een geluid maakt, dat na verloop van tijd de geluidsterkte, en dus ook de amplitude, kleiner wordt. De trillingstijd en de frequentie, en dus ook de toonhoogte, blijven gelijk.

         Opdrachten
  1. (1p) Wat is de eenheid van de frequentie en de eenheid van de trillingstijd.
  2. (1p) Een persoon beweegt zijn hand twee keer per seconde heen en weer. Wat is de frequentie van deze beweging?
  3. (2p) De trillingstijd van een slinger is 3,5 seconden. Bereken de frequentie.
  4. (2p) Een blokje maakt een trilling aan een veer met een frequentie van 0,5 Hz. Bereken de trillingstijd.
  5. (3p) Een luidspreker produceert een toon van 2035 Hz. Bereken de trillingstijd van deze toon in milliseconden.
  6. (2p) Een geluid heeft een trillingstijd van 60 ms. Bereken de frequentie van dit geluid.
  7. (3p) Een stemvork trilt 1000 keer in 5,0 seconden. Bereken de frequentie en de trillingstijd van deze trilling.
  8. (3p) Een boom waait 5x heen en weer in 10 seconden. Bereken de trillingstijd en de frequentie.
  9. Een kolibrie beweegt tijdens het vliegen zijn vleugels erg snel op en neer. Hierdoor is een zoemend geluid te horen met een frequentie van 55 Hz.
    1. (2p) Bereken hoelang één trilling van de vleugels duurt.
    2. (3p) De beweging wordt vastgelegd met een camera die 1100 beelden per seconde kan maken. In hoeveel frames wordt één trilling van de vleugel van de kolibrie vastgelegd?
  10. (1p) Een saxofonist speelt twee tonen. De tweede toon heeft een grotere frequentie. Leg uit of de trillingstijd van de tweede toon groter of kleiner is.
  11. (2p) Gezoem van een mug heeft een hogere toonhoogte dan het gezoem van bijvoorbeeld een hommel. Welk insect beweegt zijn vleugels vaker op en neer?
  12. Een pianotoets wordt eerst hard en dan zacht aangeslagen.
    1. (1p) Leg uit of de frequentie verschilt.
    2. (1p) Leg uit of de trillingstijd verschilt.
    3. (1p) Leg uit of de amplitude verschilt.
  13. (4p) Een saxofonist speelt twee tonen. De eerste toon is laag en heel hard. De tweede toon is juist hoog en zacht. Teken hoe de twee tonen eruit zien op de oscilloscoop.
  14. Een stemvork wordt aangeslagen. Na een tijdje wordt de toon steeds zachter hoorbaar.
    1. (1p) Leg uit of de frequentie verandert tijdens het zachter worden van het geluid.
    2. (1p) Leg uit of de amplitude verandert tijdens het zachter worden van het geluid.
  15. (1p) Een leerling bespeelt een zogenaamde duimpiano die geluid maakt als metalen strips worden aangeslagen. Op een oscilloscoop maakt de leerling één toon van de duimpiano zichtbaar. Je ziet hieronder een afbeelding van het scherm van de oscilloscoop vlak na het aanslaan van een strip.

    Na enkele seconden is de geluidsterkte van de toon kleiner. De instellingen van de oscilloscoop blijven gelijk. Welk van de onderstaande oscilloscoopbeelden is juist in deze situatie.


    (Bron: Examen VMBO-T, 2023-1)
  16. (4p) Teken het (u,t)-diagram van een trillend voorwerp met een frequentie van 3,5 Hz en een amplitude van 2,5 cm.
  17. (2p) Bij het aflezen van een oscilloscoopbeeld is het gebruikelijk om de tijdsduur van meerdere trillingen tegelijk op te meten. Vertel waarom dit zo is.
  18. Hieronder zien we het oscilloscoopbeeld van een zuivere toon. De tijdsbasis is 5,0 ms/div.

    1. (5p) Bereken de frequentie van deze toon.
    2. (1p) Dezelfde toon heeft een octaaf lager een twee keer zo kleine frequentie. Teken het oscilloscoopbeeld van deze toon met dezelfde tijdsbasis.
  19. Hieronder zien we het oscilloscoopbeeld van een zuivere toon. De tijdsbasis is 0,2 ms/div.

    1. (4p) Bereken de frequentie van deze toon.
    2. (1p) Teken dezelfde toon als we de tijdsbasis op 0,4 ms/div zouden zetten.

 

§3     Golven

In deze paragraaf gaan we rekenen met de golfsnelheid en de golflengte.

Voor de snelheid van een golf gebruiken we de formule voor de snelheid uit het hoofdstuk "beweging":

$$ v_{golf} = \frac{\Delta x}{\Delta t} $$

In de tabel achter in het boek kan je voor een aantal stoffen de geluidsnelheid opzoeken. Deze geluidsnelheid is afhankelijk van de temperatuur. Let erop dat de temperaturen gegeven zijn in kelvin (K). Je kan als volgt graden Celsius omschrijven naar kelvin:

$$ 0 \text{ K} = -273\,^{\circ}\text{C} $$

Stel dat we lezen dat de temperatuur van lucht 20 oC is. Dit is gelijk aan 20 + 273 = 293 K. Volgens de tabel achter in het boek hoort bij deze temperatuur een geluidsnelheid van 0,343 x 103  m/s. Dit is gelijk aan 343 m/s. Als in de vraag een temperatuur genoemd wordt, is dit dus vaak een aanwijzing dat de geluidsnelheid opgezocht moet worden.

         Voorbeeld

 

Vraag:

Je ziet tijdens een hevige storm een bliksemflits. 8 seconden later hoor je de bijbehorende knal. Bereken hoe ver de bliksem van je vandaan was. De temperatuur van de lucht is 20 oC.

Antwoord:

Eerst noteren we de gegevens:

tijd = 8 s

Volgens BINAS geldt voor lucht van 20 graden Celsius (293 K):

snelheid = 343 m/s

Nu kiezen we de juiste formule en vullen deze in:

$$\text{afstand} = \text{snelheid} \times \text{tijd} $$ $$ \text{afstand} = 343 \times 8 = 2744 \text{ m} $$

De bliksem vond dus op een afstand van 2744 meter plaats.

 

In het volgende voorbeeld gaan we redeneren met het begrip echo. Zoals je waarschijnlijk wel weet is een echo een reflectie van geluid tegen een oppervlak.

         Voorbeeld

 

Vraag:

Met behulp van echo kan men bepalen hoe diep de zeebodem is. Men stuurt aan de onderkant van een schip een geluidspuls naar beneden en meet hoelang het duurt voordat de puls tegen de bodem reflecteert en terugkomt bij het schip. De puls doet er 0,59 s over om terug te komen bij het schip. Bereken hoe diep de zeebodem is.

Antwoord:

Het geluid beweegt eerst naar de zeebodem en daarna weer terug. Dit duurt 0,59 s. We willen weten hoelang het geluid erover doet om alleen de weg naar beneden af te leggen. Hiervoor delen we door twee:

tijd = 0,59 / 2 = 0,295 s

Volgens BINAS geldt voor zeewater:

snelheid = 1510 m/s (BINAS)

Nu kiezen we de juiste formule en vullen deze in:

$$\text{afstand} = \text{snelheid} \times \text{tijd} $$ $$ \text{afstand} = 1510 \times 0,295 = 445 \text{ m} $$

De zeebodem is dus 445 meter diep.

 

We kunnen deze formule ook nog herschrijven in twee andere vormen. We hebben hiervoor het begrip golflengte nodig. De lengte van een golf noemen we de golflengte (λ). Hieronder is de golflengte aangegeven bij zowel een golf in een touw als een geluidsgolf. Bij geluidsgolven is de golflengte gelijk aan de afstand tussen twee opeenvolgende plekken met een maximale of een minimale dichtheid (zie de rechter afbeelding).

Met behulp van de golflengte kunnen we de formule voor de golfsnelheid herschrijven als:

$$ v_{golf} = \frac{\lambda}{T} $$

Golfsnelheid (vgolf)

meter per seconde (m/s)

Golflengte (λ)

meter (m)

Trillingstijd (T)

seconde (s)

 

Omdat f = 1/T, kunnen we deze formule ook schrijven als:

$$ v_{golf} = \lambda f $$

Golfsnelheid (vgolf)

meter per seconde (m/s)

Golflengte (λ)

meter (m)

Frequentie (f)

hertz (Hz)

 

In de tabel achter in het boek kan je voor een aantal stoffen de geluidsnelheid opzoeken. Deze geluidsnelheid is afhankelijk van de temperatuur. Let erop dat de temperaturen gegeven zijn in kelvin (K). Je kan als volgt graden Celsius omschrijven naar kelvin:

$$T(K) = T(^\circ C) + 273$$

T(K) staat voor de temperatuur in kelvin. T(oC) staat voor de temperatuur in graden Celsius. Stel dat we lezen dat de temperatuur van lucht 20 oC is. Dit is gelijk aan 20 + 273 = 293 K. Volgens de tabel achter in het boek hoort bij deze temperatuur een geluidsnelheid van 0,343 × 103 m/s. Dit is gelijk aan 343 m/s. Als in de vraag een temperatuur genoemd wordt, is dit dus vaak een aanwijzing dat de geluidsnelheid opgezocht moet worden.

INSTRUCTIE:
Golven

         Leerdoelen:
  • Zorg dat je kan rekenen met de formule "vgolf = Δx/Δt" en dat je de geluidsnelheid in verschillende stoffen in BINAS kan opzoeken aan de hand van de temperatuur in kelvin.
  • Zorg dat je de temperatuur van kelvin kan omrekenen naar graden Celsius en andersom.
  • Houdt er rekening mee dat geluid bij een echo twee keer dezelfde afstand aflegt.
  • Zorg dat je kan rekenen met de formule "v = fλ".

         Opdrachten
  1. (2p) Zoek de geluidsnelheid op in de tabel achter in het boek bij een temperatuur van 20 graden Celsius.
  2. (3p) Je ziet tijdens een hevige storm een bliksemflits. 8 seconden later hoor je de bijbehorende knal. Bereken hoe ver de bliksem van je vandaan was. De temperatuur van de lucht is 20 oC.
  3. (3p) Ook door gesteenten kunnen golven voortbewegen. De snelheid van deze golven is 5000 m/s. Het zijn deze golven die voor aardbevingen zorgen. Stel dat het epicentrum van een aardbeving 450 km van je vandaan ligt. Bereken hoelang het duurt voordat de aardbeving je bereikt.
  4. (3p) Vroeger kwam het wel eens voor dat iemand zijn oor op de stalen trainrails legde om een trein van verre te horen aankomen (tegenwoordig is dit geen goed idee, omdat over veel rails een grote spanning staat). Bereken hoelang het duurt voordat het geluid van een trein op 5 km afstand hoorbaar is via de rails.
  5. (4p) Met behulp van echo kan men bepalen hoe diep de zeebodem is. Men stuurt aan de onderkant van een schip een geluidspuls naar beneden en meet hoelang het duurt voordat de puls tegen de bodem reflecteert en terugkomt bij het schip. Stel dat de echo er 0,59 s over doet. Hoe diep is in dat geval de zeebodem.
  6. Met een app op je telefoon kan je de afstand tot voorwerpen bepalen. De smartphone zendt geluid uit. Even later ontvangt de smartphone het weerkaatste geluid. Met het tijdsverschil tussen zenden en ontvangen berekent de smartphone de afstand tot een voorwerp. De app is geijkt voor een geluidssnelheid van 340 m/s en geeft aan dat het voorwerp 1,36 meter ver weg is.
    1. (3p) Bereken de tijd die het geluid onderweg is.
    2. (1p) Noteer de temperatuur waarbij de geluidssnelheid van de app geijkt is, in Kelvin en in graden Celsius.

    3. (Bron: Examen VMBO-T, 2018-1)
  7. (3p) Een speaker produceert een toon met een frequentie van 440 Hz. Bereken de golflengte van dit geluid.
  8. (3p) Een gitaarsnaar met een lengte van 35 cm produceert een toon van 880 Hz. Op dat moment past er precies een hele golf in de snaar. Bereken de golfsnelheid van de trilling in de snaar.
  9. (3p) Hieronder zie je een golf die is ontstaan in een touw. De persoon die de golf maakt beweegt het touw op en neer met een frequentie van 0,4 Hz. Bepaal de golfsnelheid van de golf in het touw.

  10. (3p) Hieronder zie je een geluidsgolf in een onbekend gas. De luidspreker produceert een toon van 150 Hz. Bepaal de geluidsnelheid in dit gas.

BINAS:
15 Geluidsnelheden