Beste docenten,
Werkhouding is een probleem in het Nederlandse onderwijs. Uit internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse leerlingen tot de minst gemotiveerde leerlingen ter wereld behoren. We hebben hier dus een flinke inhaalslag te maken. De eerste stap ligt voor de hand. Een docent moet zijn lessen goed voorbereiden, moet investeren in een goede relatie met de leerlingen, moet doelmatigheid hebben in de les en moet goed orde houden. Als dit op orde is, ben je echter vaak nog niet klaar. In Nederland is namelijk een cultuur ontstaan waarbij een goede werkhouding niet de norm is - leerlingen denken dat ze het recht hebben zelf te kunnen bepalen of ze deelnemen aan de lesactiviteiten of niet. Het is belangrijk dat we drastisch breken met deze cultuur. Op deze pagina wordt een systematische methode beschreven om de werkhouding in de klas te verbeteren.
§1 Hoe werkt motivatie
Wat motivatie is en hoe het werkt wordt door de meeste mensen niet goed begrepen. Het idee is vaak dat docenten de les genoeg moeten 'opleuken', zodat leerlingen zich intern gemotiveerd gaan voelen om aan het werk te gaan. Een andere veelvoorkomende opvatting is dat motivatie iets is wat komt en gaat, maar je zelf weinig invloed op hebt. De ene dag wordt je nu eenmaal wakker met 'motivatie' en de andere dag niet. In beide opvattingen zit een kern van waarheid, maar er ontbreekt nog een stukje.
Onderzoek wijst uit dat motivatie voor een taak in veel gevallen pas ontstaat als je eenmaal bezig bent met de taak en een aantal succeservaringen hebt ondervonden. Om gemotiveerd te raken moeten we vaak eerst positieve referentie-ervaringen hebben. We hebben er genoeg als het gaat om het eten van een reep chocola, maar wellicht niet voor de wiskundige afleiding van een abstracte formule. Motivatie is in deze gevallen dus niet de oorzaak, maar het gevolg van het uitvoeren van de taak. Als gevolg zorgt de motivatie er dan voor dat de persoon meer geneigd is de taak af te maken .
Tevens is het zo dat 'motivatie' te trainen is. Als een leerling bijvoorbeeld altijd zijn huiswerk maakt, dan wordt het op een gegeven moment gemakkelijker om aan het huiswerk te starten en de aandacht erbij te houden tot het af is. Je hersens hebben zich hierop aangepast. Motivatie kan dus ook worden gezien als een 'mentale spier' die je goed moet bijhouden. Doe je dit niet, dan verzwakt die spier.
Hoe passen we deze ideeen toe in het onderwijs? Ten eerste is het belangrijk een externe motivator te introduceren in de les, om de leerlingen te dwingen aan de slag te gaan met het materiaal. Op deze manier komen de leerlingen in aanraking met het materiaal. Als dit gecombineerd wordt met inspirerende en goed voorbereidde lessen en een zekere mate van rust in de klas, dan gaat bij veel mensen de interne motivatie ontstaan. Dit is de juiste volgorde. Immers, als een leerling zich niet écht verdiept in de stof, dan weet je zeker dat de leerling het niets zal vinden. Tevens zorgt een goede werkhouding ook dat leerlingen goed op schema blijven, zodat ze de lessen überhaupt goed kunnen blijven volgen. Als laatste geven leerlingen vaak ook aan dat ze het belangrijk vinden dat docenten druk uitoefenen om leerlingen aan het werk te krijgen wanneer ze hier zelf even niet toe in staat zijn (als in 'ik weet dat ik zelf verantwoordelijk ben voor mijn resultaten, maar ik zou het erg waarderen als u wat vaker huiswerk controleer').
§2 Rechtvaardiging voor optreden
Vaak zeggen docenten dat het de verantwoordelijkheid van de leerling zelf is of ze 'iets doen' in de les of niet. De leerling zal tijdens de toets immers vanzelf de gevolgen hiervan inzien. Ik kan deze opvatting goed begrijpen. Het probleem is echter dat het soms weken of zelfs maanden kan duren voordat de leerling met deze gevolgen geconfronteerd wordt en in de tussentijd mist deze persoon essentiële vaardigheden en kennis. Tevens is het zo dat voor sommige leerlingen ook slechte cijfers niet genoeg zijn om hun gedrag te veranderen. In sommige gevallen kunnen slechte cijfers zelfs nog meer demotiveren. Ook geeft een ongemotiveerde leerling die er mee weg komt niks het signaal naar de klas dat meedoen een keuze is. Als we dit accepteren bevinden we ons op een glijdende schaal.
Helemaal problematisch wordt het wanneer passieve leerlingen ook andere leerlingen van hun werk houden. Als je 20 minuten niet een opdracht aan het maken bent, dan ben je hoogstwaarschijnlijk met de buren aan het kletsen. Het is dus gunstig voor de klas als deze leerling aan het werk wordt gehouden. Bijzonder is dat deze leerlingen in openhartige gesprekken vaak aangeven dat ze geen respect hebben voor docenten die niet ingrijpen als ze niks doen. Zonder externe push kunnen deze leerlingen gewoon niet beginnen. In sommige gevallen blijven leerlingen jarenlang in deze passieve toestand steken zonder dat docenten echte grenzen stellen. De leerling komt er zo al die tijd 'mee weg'. Dit kan echter zo lang duren dat de leerling niet meer gewend is aan hard werken (of dit zelfs onderdeel heeft gemaakt van zijn persoonlijkheid).
Zelfs als leerlingen goede cijfers halen, is het belangrijk dat leerlingen blijven werken. Zo zie je vaak dat leerlingen die een aantal jaar niets hoeven te doen, niet meer in staat zijn hard te werken als dit wel nodig wordt (zelfs na confrontatie met slechte cijfers). Op deze manier stroomt een groep leerlingen van het gymnasium helemaal af naar het vmbo. Dit had gemakkelijk voorkomen kunnen worden als de docenten de passiviteit niet hadden getolereerd.
Meedoen mag dus geen optie zijn. Tevens willen we niet maandenlang op leerlingen inpraten voordat ze zelf het nut van de opdrachten in gaan zien. Het is dus een goed idee om deze problemen snel en systematisch op te lossen. De docent moet natuurlijk zijn best doen zijn vak goed te verkopen en de leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden en hopelijk zorgt dit ervoor dat de meeste leerlingen het vak intrinsiek leuk gaan vinden, maar dit is niet een voorwaarde om de leerlingen aan de gang te krijgen. Iedereen werkt.
§3 Creëer een goede werksfeer
Maar hoe gaan we dit realiseren? De eerste stap is meestal de leerlingen simpelweg te vragen aan het werk te gaan, maar het probleem is dat ik op een gegeven moment in elke klas wel een aantal leerlingen had waar ik elke les drie keer langs moest voordat ze echt aan het werk waren. Dit werkte wel, maar is dodelijk vermoeiend.
De oplossing die ik recentelijk gebruik bestaat uit twee delen. Ten eerste wil ik rust in de klas, zodat het in principe voor iedereen mogelijk moet zijn rustig aan het werk te gaan. Na een klassikale instructie vertel ik de leerlingen dat ze één minuut hebben om hun spullen te pakken en hun werk op de juiste bladzijde te openen. Tijdens deze minuut mogelijk ze gewoon met elkaar praten. Dit geeft even gelegenheid voor wat ontlading tussen de instructie en het werk. Na een minuut geef ik een signaal (ik gebruik hiervoor een hotelbel). Dit signaal geeft aan dat de leerlingen vier minuten in stilte gaan werken. Hier wordt absolute stilte vereist. Ook fluisterend overleggen is nu niet toegestaan. Deze periode gaat pas in als iedereen is begonnen met de opdracht. De eerste minuut blijf ik voor de klas staan om te controleren dat iedereen ook daadwerkelijk stil werkt. Als dit goed gaat, dan begin ik rond te lopen en leerlingen individueel te helpen. Ik doe dit op fluistertoon en verwacht ook dat de leerling in kwestie fluisterend reageert. De rest van de klas blijft stil. Ook loop altijd systematisch langs alle tafels. De leerlingen mogen me alleen aanspreken als ik langs loop. Op deze manier voorkom je dat leerlingen door de klas gaan roepen voor jouw aandacht. Het is wel belangrijk dat je niet te lang bij een leerling blijft steken, omdat de rest van de leerlingen anders veel te lang moeten wachten. Door op deze manier individueel aandacht te geven test ik ook of de klas in stilte blijft werken zonder mijn directe supervisie. Als ook dit goed gaat, dan loop ik naar voren en vertel ik de klas dat de vier minuten voorbij zijn en ze nu op fluistertoon hun werk mogen vergelijken. Ook deze boodschap geef ik op fluistertoon. Ik blijf dan weer even voor de klas staan voordat ik iedereen individueel ga helpen. Zorg dat je goed let op de tijd. Soms kan je bij het helpen van leerlingen de tijd vergeten. Voorkom dit, want je wilt laten zien dat je doet wat je zegt.
Het voordeel van deze methode is dat de leerlingen allemaal al individueel begonnen zijn aan de opdracht. Ze hebben dus al geïnvesteerd in de opdracht en dit maakt de kans groter dat ze deze ook zullen afmaken. Ook verloopt de overgang van stilte naar gefluister meestal vrij soepel.
Als een leerling zich niet aan de regel houdt, dan is het belangrijk om meteen in te grijpen. Dit moet zelfs als een leerling fluisterend overlegt over de stof tijdens de eerste vier minuten. Dit is niet storend, maar als je dit toelaat, dan geeft dit het signaal aan de klas dat fluisteren gedurende deze periode wel is toegestaan en voor je het weet is iedereen weer aan het praten. Bij een overtreding loop ik naar voren en vertel ik dat ik vier minuten optel bij de tijd. Ook geef ik een klassikale waarschuwing (zie hoofdstuk orde houden). Vanaf nu blijf ik voor de klas tot de tijd om is. Als een leerling nogmaals stoort moet ik dit namelijk kunnen zien en krijgt deze leerling een reflectieopdracht. De eerste lessen kan het best een paar keer gebeuren dat je vier minuten bij de tijd moet optellen. Snel zal het echter gebeuren dat de klas zich irriteert aan de leerlingen die ervoor zorgen dat de gehele klas weer vier minuten langer in stilte moet werken.
Het systeem is aan het begin even hard werken, maar op den duur zorgt het ervoor dat de klas automatisch goed aan het werk gaat. Het is erg prettig voor zowel de docent als de leerlingen in de klas die zich graag willen concentreren. Na verloop van tijd kan het zelfs niet meer nodig zijn de leerlingen te vertellen wat ze moeten doen. De leerlingen gaan automatisch aan het werk en na een paar minuten vertel je rustig dat ze kunnen overleggen. Heel het systeem vindt op deze manier 'achter de schermen' plaats. Erg fijn.
Op deze manier hebben we klasverstorend gedrag ingeperkt. Dit doen we dus door orde te houden. De tweede stap is om werkhouding te beoordelen. Hebben leerlingen hun spullen bij zich en hun huiswerk af? Zijn de leerlingen met de opdracht bezig? Zijn de leerlingen niet op hun telefoon filmpjes aan het kijken? Natuurlijk mag iemand even uit het raam staren of het zelf even over het weekend hebben, maar er moet in de tussentijd wel wat gebeurd zijn. De leerling heeft na een paar minuten dus genoeg in zijn schrift staan of hij heeft een specifieke vraag over hoe verder te gaan. Is een van deze punten niet het geval, dan kost dit de leerling een punt op zijn aankomende toets. Deze punt kan de leerling echter wel terug verdienen door de aankomende lessen te laten zien dat zijn werk op orde is. Op deze manier ligt de bal razendsnel waar hij moet liggen - namelijk bij de leerling. Het is nu aan de leerling om actie te ondernemen en de docent te overtuigen van zijn goede instelling. Dit is een sterk contrast met de gemiddelde docent die elke les gefrustreerd een aantal leerlingen elke keer weer aan het werk probeert te krijgen. Een docent kan zijn energie wel beter besteden!
© 2016, Stephan P. Dinkgreve Natuurkunde voor de middelbare school