Als geladen deeltjes bewegen dan ontstaat er een magneetveld rondom deze deeltjes. De sterkte van dit veld noemen we de magnetische inductie (B). Een simpele manier om ladingen in beweging te brengen is door een stroom door een draad te laten lopen. Het magneetveld gaat dan in cirkels om het draad lopen, zoals in de linker onderstaande afbeelding te zien is.

Omdat het niet altijd even gemakkelijk is om in 3D veldlijnen te tekenen, geven we een veldlijn die het papier in gaat ook wel weer met een rondje met een kruis erin. Een veldlijn die het papier uit komt geven we weer met een rondje met een stip in het midden. Deze notatie is goed te onthouden door een pijl voor de stellen die in de richting van het magneetveld prikt. Gaat de pijl het papier in, dan zien we de achterkant van de pijl - een rondje met een kruisje erin. Komt de pijl het papier uit, dan zien we de voorkant van de pijl - een rondje met een stip in het midden:

We kunnen de richting van het magneetveld bepalen met behulp van de richting van de stroom(I). Voor de ontdekking van het elektron is ooit bepaald dat de stroom (I) van plus naar min stroomt. Later werd echter ontdekt dat de elektronen die door de draad stromen in werkelijkheid van de min naar de plus stromen. Het idee dat stroom van plus naar min gaat is echter blijven hangen.

De richting van het magneetveld is te vinden door de duim in de richting van de stroom (I) te wijzen. De vingers van de hand krommen dan automatisch in de richting van de het magneetveld.

In de onderstaande afbeelding is een stroomdraad een aantal keer omgewonden. We noemen dit een spoel. Het magneetveld krijgt dan de vorm die hieronder in de afbeelding is weergegeven. We noemen dit ook wel een elektromagneet.

De richting van het magneetveld in de spoel is te vinden met de rechter hand. Als je de vingers van je hand in de richting van de stroom kromt, dan wijst je duim in de richting van het magneetveld in de spoel. Let op dat om de spoel heen het magneet precies de andere kant op gaat. In de onderstaande afbeelding gaat het magneetveld in de spoel naar links en om de spoel heen naar rechts.

De sterkte van het magneetveld is afhankelijk van de hoeveelheid stroom die door de windingen van de spoel stroomt. Als we de stroom helemaal uitzetten, dan is er helemaal geen magneetveld meer. Door de stroom aan en uit te zetten kunnen we dus ook de elektromagneet aan- en uitzetten. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij het sorteren van ijzeren voorwerpen uit een berg afval (zie de onderstaande afbeelding). Als de elektromagneet aan staat, dan trekt het stukken ijzer aan. Als de elektromagneet boven de bak met ijzer hangt, dan wordt hij uitgezet en valt het ijzer in deze bak.

Naast elektromagneten zijn er ook permanente magneten. Hieronder zijn wat stukjes ijzer rond een permanente magneet neergegooid. Merk op dat het magnetisch veld precies dezelfde vorm heeft als bij de elektromagneet!

Ook een permanente magneet werkt met behulp van bewegende ladingen. In dit geval zijn het de elektronen die bewegen in de ijzeratomen waaruit de magneet bestaat.

Een bekende toepassing van magnetisme is het kompas. Een kompas is niets anders dan een klein magneetje. Bij magneten geldt dat de noord- en de zuidpool elkaar aantrekken langs de veldlijnen van het magnetisch veld. De noordkant van de kompasjes die hieronder zijn afgebeeld wijzen daarom allemaal naar de zuidpool van de magneet en andersom.