We kunnen beweging ook beschrijven met een (v,t)-diagram. Dit is een diagram met op de horizontale as de tijd (t) en op de verticale as de snelheid (v). Hieronder zien we bijvoorbeeld het (v,t)-diagram van een brommer die optrekt. De snelheid gaat omhoog van 10 m/s naar 20 m/s. In dit type diagram geldt dus hoe hoger de grafiek is, hoe groter de snelheid:

hoger = sneller

Laten we weer een aantal voorbeelden bespreken. Links zien we een grafiek waarbij de snelheid 0 m/s is. De auto staat in dit geval dus stil. Rechts zien we een auto waarbij de snelheid de gehele tijd 2 m/s blijft. Hier hebben we dus te maken met een constante snelheid.

Links zien we een diagram waarbij de grafiek stijgt. De snelheid neemt hier dus toe. Er is hier dus sprake van een versnelling. Rechts neemt de snelheid juist af. Hier hebben we dus te maken met een vertraging. Let erop dat een vertraging niet betekent dat het voorwerp achteruit gaat. Het voorwerp gaat hier vooruit, maar steeds langzamer!


In een eerdere paragraaf hebben we gezien dat een voorwerp dat achteruit gaat een negatieve snelheid heeft. Ook dit kunnen we in (v,t)-diagrammen aangeven. Neem bijvoorbeeld de onderstaande beweging. We zien hier een voorwerp dat eerst vooruit vertraagt (de snelheid is hier positief) en daarna achteruit versnelt (de snelheid is hier negatief). Voor achteruit bewegen in een (v,t)-diagram gebruiken we dus de negatieve as.

In het onderstaande filmpje wordt dit voorbeeld doorgesproken:




Training

    Beweging in een (v,t)-diagram herkennen.
  1. Behaal 15 punten:
  2. Vul het online logboek aan.
  3. Behaal ook hier 15 punten. Let op! Nu zitten (x,t)- en (v,t)-diagrammen door elkaar!
  4. Vul het online logboek aan.
  5. Beschrijf de beweging in de volgende diagrammen. Geef telkens aan of het voorwerp versnelt of vertraagt. Geef ook aan of het voorwerp vooruit of achteruit beweegt.



  6. Beweging in een (v,t)-diagram schetsen.
  7. Schets de volgende v,t-diagrammen:
    1. Mario gaat eerst met constante snelheid vooruit. Dan staat hij stil.
    2. Mario begint langzaam te rennen met een constante snelheid. Na een tijdje versnelt hij.
    3. Mario begint erg snel te rennen, maar zijn snelheid neemt telkens een beetje af. Op een gegeven moment heeft hij een snelheid bereikt waarbij hij goed kan blijven rennen. Vanaf dat moment blijft hij met een constante snelheid rennen.
    4. Mario gooit zijn pet recht omhoog de lucht in. Uiteindelijk komt de pet op de grond te liggen.
    5. Mario laat zijn pet uit zijn hand vallen. Uiteindelijk komt de pet op de grond terecht.
  8. Vul het online logboek aan.
  9. Schets bij de volgende (x,t)-diagrammen het bijbehorende (v,t)-diagram:
  10. ➍ (VWO) Teken bij de volgende (x,t)-diagrammen het bijbehorende (v,t)-diagram:
  11. Vul het online logboek aan.
  12. Schets bij de volgende (v,t)-diagrammen het bijbehorende (x,t)-diagram:
  13. ➍V Teken bij de volgende (v,t)-diagrammen het bijbehorende (x,t)-diagram:
  14. Vul het online logboek aan.